Gideon Levytam, ‘Hoe ik de Messias van Israël vond’

Gideon LevytamToen David Ben Goerion op 14 mei 1948 de proclamatie voorlas, waarmee Israël als een soevereine staat werd opgericht, is het Joodse bestaan als natie weer tot leven gebracht na een periode van bijna 2000 jaar. Precies zeven jaar later werd ik geboren in de stad Jeruzalem. Veel van mijn vroege kindertijd bracht ik door onder de leiding van mijn grootvader, een godvruchtige Jood, die het hoofd van het huis was. Hij lette er goed op dat we ons nauwgezet hielden aan alle wetten, voorschriften en tradities. Hij bezocht dagelijks de synagoge. Toen mijn grootvader overleed, was er niemand meer die mij leidde in geestelijke zaken. Na mijn Bar Mitzvah had ik weinig op met de synagoge of de wegen van onze voorvaderen. Bij dit ritueel wordt een dertien jaar oude Joodse jongen “Zoon van de Wet” en vanaf die dag is hij verantwoordelijk voor zijn handelen. Als tiener was ik echter meer onder de indruk van de Amerikaanse mode, muziek en vrije en ongedwongen levensstijl. Ik had weinig tijd voor God. Ik zocht God niet, maar God zocht mij.

Een christelijke vrijwilliger

Op zijn achttiende gaat iedere Israëliër die hiertoe in staat is in militaire dienst. Kort voor mijn achttiende verjaardag reisde ik naar kibboets Malkiya, waar ik naar de middelbare school ging. Ik bezocht daar mijn vrienden voordat ik aan mijn drie jaar militaire dienst zou beginnen. Daar ontmoette ik Irene, een Canadese vrijwilliger in de kibboets. Irene en haar vriendin Heather waren naar Israël gekomen met een groep vrijwilligers uit Zwitserland, die daar in een Bijbelkamp hadden gewerkt. Kort nadat we elkaar leerden kennen, ontdekte ik dat Irene in Jezus Christus geloofde. Zij had een Bijbel, die ze gebruikte om haar geloof uit te leggen. Ik was in het geheel niet geïnteresseerd in de Bijbel, maar zeker wel in Irene. Het was bijna Pasen en ik nodigde Irene en Heather uit om de feestdagen bij mijn familie in Jeruzalem door te brengen. Beiden stemden hierin toe, omdat ze graag Jeruzalem wilden zien.
Enkele weken later vierde Israël 25 jaar onafhankelijkheid en kreeg ik twee dagen verlof. Daardoor kon ik korte tijd samen met Irene zijn. Afscheid nemen was nu nog moeilijker dan de eerste keer. Met een zwaar hart reisde ik met de trein terug naar de basis, mezelf afvragend of wij elkaar ooit weer zouden ontmoeten.

Yom Kippoer oorlog

De maanden gingen langzaam voorbij totdat ik weer thuis was op een tweedaags verlof, deze keer voor de Dag van Verzoening ofwel Yom Kippoer. Dit is de heiligste dag op de Joodse kalender. Gedurende 23 uur bidden en vasten vrijwel alle Joden, waar ze ook zijn. Op Yom Kippoer is het land Israël gesloten. Er wordt niet gewerkt. Er is geen bus, vrachtwagen of privé auto op de weg. Er is geen radio of televisie en er is alleen een kern van personeel aanwezig, daar waar het absoluut noodzakelijk is.
Het was 6 oktober 1973 en de oorlog brak uit op de dag waarop we die het laatst hadden verwacht. Alle soldaten werden onmiddellijk teruggeroepen naar hun bases. De reis van drie en een half uur naar mijn basis op de Golanhoogte gaf me ruim de tijd om mijn ziel serieus te onderzoeken. Hier was ik, achttien jaar oud, nog in basis training, mijn hele leven voor mij, met groeiende angst en met onzekerheid wachtend op mij aan het einde van mijn reis. Op zulke tijden denkt iemand eraan om God aan te roepen. De verzen die vrijwel synoniem waren met de Yom Kippoer oorlog waren: “Ik sla mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. Mijn hulp is van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft” (Psalm 121:1-2).

Toen we optrokken naar het front, zagen we overal dode lichamen om ons heen. Terwijl wij op de Golanhoogte waren, doken formatie na formatie van Syrische vliegtuigen over ons heen, net zoals honderden Syrische tanks, per vier naast elkaar op ons afkwamen om ons te verwoesten. Het kostte vijf dagen aanhoudend vechten en vele levens om het tij te keren. Onze eenheid van nieuwe rekruten had de opdracht om gevangengenomen dorpen te bevrijden. Deze opdracht zorgde er onder meer voor dat we van top tot teen geplaagd werden door vliegen.

Toen het Syrische leger eindelijk tot staan was gebracht, deden enkele verbazingwekkende verhalen de ronde onder de troepen. Zogezegd was er een hand die uit de wolken kwam en de naderende Syrische troepen tegen heeft gehouden; en Syrische soldaten waren omgekeerd en gevlucht nadat ze soldaten in wit hadden zien vechten naast de Israëlische soldaten. Of deze verhalen waar waren of niet, dat wist ik niet, maar ik wist dat God ons opnieuw had bewaard voor onze vijanden.

Gesprekken over de Messias van Israël

Nadat de oorlog was afgelopen, werd ik overgeplaatst naar de Sinaïwoestijn. Op een keer belde ik naar huis en mijn moeder verraste me met het nieuws dat Irene de dag ervoor was aangekomen uit Canada. Ik sprong op van vreugde en vloog bijna door het dak van onze tent. Mijn tentmaatjes smeekten mijn commandant mij naar huis te laten gaan, omdat ik hen gek maakte. De commandant gaf toe en verleende mij drie dagen verlof. Wat een vreugdevolle reünie hadden wij. Irene bleef bij mijn familie in Jeruzalem. Zij werkte in het restaurant van mijn vader en hielp in de zorg voor mijn invalide grootmoeder. Haar verblijf was werkelijk een steun voor mijn hele familie. Zij was de heiden die licht bracht in ons huis en iedereen hield van haar. Irene droeg nog steeds haar Bijbel bij zich en sprak met mij bij elke gelegenheid over Jezus, die de Messias van Israël is. Ik vond het prima dat zij hierover sprak, maar overwoog dit nooit serieus voor mijzelf. Ik realiseerde mij dat mijn Joods zijn en haar heiden-zijn zeker tot problemen zou leiden; maar ik stopte deze gedachte ver weg.

Een christelijk welkom

In 1976 werd ik ontslagen uit militaire dienst. Na het voltooien van hun diensttijd verlangen vele soldaten iets te zien van de wereld en ik was hierop geen uitzondering. Iedere Israëli weet dat de veiligste plek binnen de grenzen van Israël is. Ik ging een stap in het onbekende nemen. Mijn verlangen naar avontuur was groter dan enig bezwaar. In juli 1976 vertrok ik met Irene naar Canada.
De familie van Irene verwelkomde me hartelijk in hun huis. Bij de maaltijden dankte hun vader de Heer voor het eten en na de maaltijd las hij uit de Bijbel en bad in de naam van Jezus. Irene en haar ouders bezochten ook iedere zondag een kerk en nodigden mij uit om met hen mee te gaan. Maar als Jood was dat de laatste plaats waar ik heen kon gaan. Ik besloot toen dat het tijd voor mij was om naar de synagoge te gaan in een kleine Joodse gemeenschap vlakbij.

Ik werd mij ervan bewust dat ik in het geheel niet vertrouwd met de God van de Joden was, noch wandelde in Zijn wegen. Ik realiseerde me ook dat een Jood niets te maken kon hebben met aanbidding van afgoden, noch met de god van de heidenen. Dit plaatste mij in een groot dilemma, aangezien ik heel verliefd was op Irene. Op een dag gaf Irenes moeder, die heel aardig voor mij was, mij een cadeau, een complete Hebreeuwse Bijbel. Toen ik het opende, ontdekte ik dat het zowel het Oude als het Nieuwe Testament bevatte. Hoewel ik het vriendelijk accepteerde, was ik diep beledigd en beloofde mijzelf plechtig deze nooit te lezen. Andere christenen spraken ook met mij over Jezus. Zij legden uit dat de mens een zondaar is en een Redder nodig heeft en dat Jezus de Enige is die onze zonden kan vergeven en eeuwig leven kan geven. Dat ging mij te ver, omdat ik mijzelf niet zag als een zondaar. Ik dacht dat ik aardig goed was. Daarbij, ik was Joods en Jezus was niet voor de Joden. Daarmee begon mijn confrontatie met Jezus.

Mijn innerlijke strijd

De moeder van Irene was nog steeds vastbesloten mij of de een of andere manier in hun kerkgebouw te krijgen. Op een dag vroeg ze of ik haar wilde helpen de ontmoetingsruimte schoon te maken. Ik bevond mij in een hele lastige positie. Ook al wilde ik haar helpen, ik was er bang voor. Ik was er zeker van dat ik de woede van God over me zou krijgen als ik daar binnenstapte. Ik was dan ook heel opgelucht toen geen ramp mij trof. Tot mijn verrassing waren er in het geheel geen kruisen of beelden. In feite leek het in al zijn eenvoud op onze synagoge thuis. Ondanks dat was ik blij toen het tijd was om te vertrekken.
Het was rond deze tijd, dat ik werd geïntroduceerd bij Jacob en Margaret Pankratz, een ouder echtpaar dat gedurende vele jaren trouw de Heer diende in de Joodse zending in Toronto en Montreal. Het was duidelijk te zien dat zij een echte liefde hadden voor het Joodse volk. Ik voelde mij onmiddellijk thuis bij hen, zelfs voordat Jacob me enkele dia’s liet zien van zijn reizen naar Israël. Toen zij met mij over Jezus spraken, gebruikten ze zorgvuldig de Hebreeuwse naam “Yeshua” en gebruikten het woord “Messias” in plaats van Christus. Voordat we die avond vertrokken, gaf Jacob mij een Hebreeuws-Engels Nieuw Testament en ik werd aangemoedigd om terug te komen.
Nu bezat ik twee Nieuwe Testamenten. Daarbij had Irene voor wat materiaal naar een radioprogramma geschreven, genaamd de Christian Jew Hour. Zij zonden mij een behoorlijke collectie van traktaten en pamfletten, sommigen zelfs in Hebreeuws. Ik keek ze door en las over de verschillende profetieën over de Messias in het oude Testament, die vervuld waren door Jezus in het Nieuwe Testament. Er waren ook vrienden van de familie die mij vertelden over de toekomst van Israël.
Ik begon ontstemd te raken over het feit dat deze Christenen meer over mijn God en mijn Bijbel wisten dan ik. In feite herinner ik me dat ik zei, “Als er iemand is die anderen zal vertellen over de ene, ware God, dan zal ik dat zijn, een Jood, en niet andersom.“
Te midden van al deze innerlijke strijd had ik te kampen met een andere zaak; mijn visum voor Canada zou binnenkort verlopen. Ik had drie keuzes: alleen teruggaan naar Israël; teruggaan met Irene; of trouwen en zo automatisch een nieuwe immigrantenstatus verwerven. Het was een moeilijke keuze. De ouders van Irene wilden niet dat ze terug zou gaan naar Israël en, begrijpelijk, ze zouden geschokt zijn als zij een ongelovige zou trouwen, net zoals de mijne dat zouden zijn als ik buiten het Joodse geloof zou trouwen.

Een belangrijke stap

Na veel wikken en wegen trouwden wij in maart 1977. Het was een belangrijke stap en geen van ons zal zeggen dat wat we deden goed was. Maar toen wij jaren later terugkeken, konden we zien dat God door Zijn genade en wijsheid onze fouten overrulede tot Zijn glorie. De kerk van Irene regelde een huwelijksreceptie en ging met veel liefde en vriendelijkheid met ons om. Ze streefden ernaar om ons dichterbij te trekken in plaats van weg te jagen. Ik wist toen niet dat vele Christenen voor mijn redding baden.
In de eerste negen maanden van ons huwelijk, bleef Irene regelmatig met haar ouders de bijeenkomsten bezoeken. Op een zondag verraste ik iedereen toen ik ook kwam en samen met Aaron, een Israëlische gelovige, die ook getrouwd was met een Canadese vrouw, achterin de zaal ging zitten. Aaron had mij meegenomen deze ochtend. Dit leidde er uiteindelijk toe dat ik de zondagsschool regelmatig ging bezoeken. Deze vond direct na de bijeenkomst plaats. Uit veiligheid zat ik altijd achterin, zodat ik snel weg zou kunnen. Terwijl ik deze lessen bijwoonde, hoorde ik over de liefde van Jezus voor de mensen, hoe Hij in de wereld kwam om te sterven, zodat Hij mensen terug zou brengen tot God, en dat Hij de beloofde Messias van Israël was en de Redder van de wereld. Ik vond al deze dingen moeilijk te begrijpen. Ik kon het feit dat de heidenen in Hem geloofden accepteren, maar kon ik, een Jood, in Hem geloven? Ik moest toegeven dat Jezus me interesseerde. Hij was anders dan welke man ook.
Op een dag nam ik de Bijbel die mijn schoonmoeder mij had gegeven. Op eenvoudige wijze sprak ik tot God: ”Laat me de waarheid zien. Als dit boek de waarheid bevat, laat het me dan zien. Zo niet, bescherm me voor dit boek.”

Het lezen van de Bijbel

Toen begon ik het Nieuwe Testament in de Hebreeuwse taal te lezen, wat voor mij eenvoudiger en gemakkelijker was. Het verbaasde mij om te ontdekken dat de schrijvers van de boeken in het Nieuwe Testament Joods waren, dat de gebeurtenissen plaats vonden in het land Israël, en gingen over een Jood, die in het Hebreeuws “Yeshua” genoemd werd. Ik had altijd gedacht dat Jezus een heiden was die de christenen aanbidden.
Terwijl ik doorging met lezen vroeg ik mijzelf af, “Als Jezus de Joodse Messias is, de Messias van Israël, hoe kan het dat mijn volk niet in Hem gelooft? Waarom sprak mijn grootvader nooit over Hem, en hoe kan het dat de rabbi’s in hun onderwijs in de synagogen nooit over Hem spreken?”
Ik begon in het Hebreeuws teksten uit de Schrift te lezen, die spreken over God in meervoud – niet drie goden, maar een God die zich openbaart in drie personen. Bijvoorbeeld, Genesis 1:1 zegt: “In het begin schiep (enkelvoud) God (meervoud) de hemel en de aarde.“ Deuteronomium 6:4, het kernvers van mijn volk, roept uit: ”Hoor, Israël: de HERE is onze God; de HERE is één!” In dit vers kon ik zien dat het Hebreeuwse woord voor God meervoud is, terwijl het woord voor één (achad) een samengestelde eenheid is. In het Engels is dit niet helder, maar in het Hebreeuws is dit heel duidelijk. Deze en andere passages lieten mij duidelijk zien dat er meer dan een persoon is in de Godheid en dat God wil dat mensen terugkomen tot Hem. Ik zag ook dat God ons een Messias had beloofd en dat deze Messias onze zonden zou wegnemen. Terwijl ik nadacht over deze vragen, bleef ik de zondagsschoollessen bijwonen.

Jesaja 53

We besloten mijn familie in Israël te bezoeken en de broer en zus van Irene in Europa. Meteen toen ik mijn familie en oude vrienden weerzag, stelde ik hen vragen over wat zij dachten over Jezus. Op een dag bezocht ik mijn oude vriend Mozes en ontdekte dat hij van een moderne seculiere Jood veranderd was in een ultra orthodoxe. Hij bracht zijn dagen nu biddend en studerend door en mediterend op het Woord van God. Ik was verrast en vroeg hem wat geleid had tot zo’n ingrijpende verandering. Hij vertelde mij dat zijn leven leeg en zonder betekenis was en door religieus te worden kreeg zijn leven richting en doel. Mozes, nu gekleed religieuze kledij, gaf me een kippa voor mijn hoofd. We gingen zitten en lazen Jesaja 53. “Naar wie verwijst de profeet?” vroeg ik. We bespraken de diverse mogelijkheden, een van deze zijnde de Messias van Israël. Ook al kwamen we tot geen conclusie die dag, we wisten beiden dat we zouden blijven zoeken naar het antwoord.
Terug in Canada begon ik nu en dan de bijeenkomsten bij te wonen en God werkte in mijn hart terwijl ik streed met het idee van een man die mijn zonde wegneemt. Ik sprak tot mijzelf, “Jezus was slechts een mens, hoe kon Hij mijn zonden vergeven?”
Ik las opnieuw Jesaja 53, waar de profeet de Ene beschrijft die zonder zonden is, de Messias. “Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben… omdat Hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in Zijn mond geweest is. … Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg. Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen” (Jesaja 53:2,9,6).
Het was toen dat ik iets leerde dat zo kostbaar was, dat het me op mijn knieën bracht voor Jezus de Messias en er toe leidde dat ik verliefd werd op Hem. Ik had nooit volledig begrepen wie Hij was, noch kon ik in Hem geloven en Hem als mijn eigen Heer en Redder ontvangen, totdat ik me realiseerde dat Hij de God van Israël was, de Schepper van het universum. Het was God Zelf die de gedaante van een mens aannam en in deze wereld kwam, overeenkomstig de oude profetieën. Wat een liefde voor mij! Wat een liefde voor alle mensen! Johannes 3:16 zegt, “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.“ God Zelf, in de persoon van Yeshua, de uit de maagd geboren Zoon waarin gesproken werd in Jesaja 7:14; heeft op zichzelf genomen de zonden van de wereld. Jesaja 53:5 zegt, “Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.”

Hem vinden

Het was voor mij nu heel duidelijk dat ik een zondaar was: “Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God” (Rom. 3:23). Het was voor mijn zonden dat Jezus stierf aan het hout en hoe goed ik ook probeerde te zijn, ik had een zondige natuur geërfd van Adam, en alleen Jezus, Gods eigen Zoon, kon mijn zonden wegnemen.
Toen ik mij hier volledig bewust van was, vroeg ik Yeshua in mijn leven te komen en mijn zonden te vergeven: “Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden” (Rom. 10:9). Wat een vreugde en vrede vulde mijn hart wetend dat mijn zonden vergeven waren. Ik heb het antwoord gevonden. Ik heb de Messias gevonden!
Het was niet eenvoudig om mijn familie te vertellen welke stap ik had genomen. Ik hield veel van hen en ik wist dat dit hun veel pijn zou doen. Gods genade en Matteüs 10:37 – “Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waard; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waard.” – gaven mij de moed om mijn geloof in Yeshua te delen met mijn familie. Ik wilde dat ze zouden begrijpen dat mijn geloof in Jezus mij niet tot een verrader maakte, maar een Jood die was teruggekeerd naar de God van onze Vaders en die de van oudsher beloofde Messias heeft gevonden.
Ik wilde met hen delen dat deze Jezus, in wie ik geloof, niet onze vijand is, maar onze Messias, de minnaar van onze zielen. Hij is degene die huilde over Jeruzalem in Lukas 19:41-44 en ernaar verlangde om zijn volk bijeen te brengen, zoals een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels in Matteüs 23:37-39. Ook al was mijn familie het niet eens met mijn geloof in Yeshua, zij verwierpen mij niet en bleven hopen dat ik op den duur zou inzien dat ik de verkeerde weg ging.

Groeien en gaan

Terwijl ik groeide in geloof door het lezen en bestuderen van het Woord van God, gaf de Heere mij het verlangen om met het evangelie uit te reiken naar mijn volk: “Want ik schaam mij niet voor het Evangelie van Christus, want het is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek” (Rom. 1:16). Ook sprak de Heere tot mij terwijl ik Jesaja 6:8 las: “Daarna hoorde ik de stem van de Heere. Hij zei: Wie zal Ik zenden? Wie zal er voor Ons gaan? Toen zei ik: Zie, hier ben ik, zend mij.”
De laatste paar jaren heb ik veel mogelijkheden gekregen om de Heere onder Joden en heidenen te dienen in (straat)evangelisatie, bijeenkomsten voor jonge mensen en Bijbelstudies. Het was een grote vreugde om door de Heere gebruikt te worden om het goede nieuws van redding aan hen te brengen. De Heere Jezus vertelt ons, “Ik zeg u dat er evenzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar die zich bekeert” (Luk. 15:7).
Ik zie uit naar de dag die komt wanneer Israël zal zeggen “Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere!” (Matt. 23:29). Tot die tijd, wanneer Israël Yeshua, de Messias van Israël, zal aanvaarden, bouwt God Zijn kerk die bestaat uit mensen die geroepen zijn vanuit Israël en ieder ander land in de wereld. Het kruis van Jezus Christus verzoent Jood en heiden en bindt hen samen in een lichaam (Ef. 2:16-18).

Oproep

Het is mijn vurig verlangen dat Yeshua verheerlijkt zal worden door dit getuigenis en niet de mens en dat zowel Joden als heidenen Hem mogen leren kennen, omdat Hem kennen “het eeuwige leven is” (Joh. 17:3). Er is een antwoord op de vraag over zonde; er is een antwoord op al jouw noden. Het is Yeshua! Of je nu Jood of heiden bent, mijn verlangen is dat God jouw hart en ogen opent en je de moed geeft om je zonden voor hem te belijden, om Yeshua in je leven uit te nodigen en Hem tot je Heer en Redder te maken voor nu en in de eeuwigheid. Ik kan nu niet alleen zeggen dat ik de Messias heb gevonden, maar dat de Messias mij gevonden heeft! Ik bid dat dit ook met jou mag gebeuren.

2 antwoorden

Reacties zijn gesloten.