Elias: “Vrede tussen Joden en Arabieren is alleen mogelijk door de Messias”
Elias groeide op in Ramallah te midden van conflict, maar ontdekte later zijn Joodse identiteit en worstelde met persoonlijke problemen, waaronder verslaving en trauma. In zijn diepste moment riep hij God aan, nam Jezus aan en vond vrede, vergeving en verzoening. Nu deelt hij zijn getuigenis om anderen te inspireren en om te laten zien dat liefde en eenheid tussen Joden en Arabieren mogelijk is door Jezus.
Ondertiteling van youtube video
Zou ik niet haten, HEERE, wie U haten, walgen van wie tegen U opstaan? Ik haat hen met een volkomen haat, mijn eigen vijanden zijn het. Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, beproef mij en ken mijn gedachten. Zie of er bij mij een schadelijke weg is, en leid mij op de eeuwige weg (Psalm 139:22-24).
Sjaloom, mijn naam is Elias en ik ben geboren in Jaffa. Ik herinner me dat mijn vader me meenam naar een [katholiek] weeshuis in Ramallah. In dat weeshuis groeide ik op, en ik was een kind dat de Joden heel erg haatte. Ik werd daar op veel manieren misbruikt. Ik werd daar geslagen, het weeshuis was verschrikkelijk. Ik kon het niet langer verdragen. Ik ben er ook seksueel misbruikt. En ik voelde me vies, en heel erg smerig. Ik kon daar gewoon niet blijven. Die plek was een gevangenis. Maar ze leerde er ook over Jezus. Het waren lessen die ik niet begreep. Misschien begreep ik niet zo veel over Jezus in die tijd. En ze leerde ons ook over God, en ze dwongen ons om de Bijbel te lezen. Maar ik haatte die plek, en de mensen daar. Ik haatte de Joden, ik haatte God, ik haatte Jezus. Toen ik dertien was, rende ik weg naar Haifa, naar een plek genaamd House of Grace. Dit was een opvanghuis voor dakloze drugsverslaafden. En ze rookten van alles, en deden waar ze zin in hadden. Het was van de katholieke kerk. Maar mensen werden daar opgevangen, zodat ze niet op straat belandden. Ook daar ben ik misbruikt op allerlei manieren. Toch ben ik nooit begonnen met drugs gebruiken, en al dat soort zaken. Er woonden ook Joden in dat opvanghuis, en dat was nogal een shock voor me. Ik haatte hen en zei dus tegen de manager: “Wat voor soort mensen laat jij hier wonen?” “Waarom wonen er hier Joden?” Uiteindelijk kwam ik erachter dat Joden en Arabieren samenleven in de stad Haifa. Want in Ramallah kon dat helemaal niet. En ik ontdekte dat er iets niet klopte. Ik ben opgegroeid met het idee dat alle Joden bloeddorstig zijn en de Arabieren haten. Hoe konden ze dan samen leven? Het was allemaal vreemd en ongemakkelijk voor me. Maar ik moest in het opvanghuis blijven wonen. En ik begon een verandering bij mezelf te zien. Deze mensen zijn er helemaal niet op uit om me pijn te doen. Deze Joden zijn oké, en het zijn mensen net als ik. Ze zijn heel anders dan dat mij geleerd is. Toen ik 16 was, moest ik mijn identiteitskaart ophalen. En tot mijn grote verassing stond daarop geschreven dat ik Joods ben. Ik begreep er helemaal niets van. Ik haatte de Joden. Ik zei: “Dit klopt helemaal niet.” “Dit is niet hoe het zou moeten zijn.” En toen lieten ze me zien dat mijn moeders naam Sarah Cohen was. Dat is nogal een Joodse naam. Ik kende mijn moeder en vader helemaal niet. Ik dacht dat ze dood waren. Maar uiteindelijk dacht ik: ‘Ach, het is maar een papiertje.’ In die periode ontmoette ik mijn toekomstige vrouw. En ik begon meer in contact te komen met Joden. En ik had betere relaties met hen. En ik wist dat alles wat ik over hen geleerd had in Ramallah een grote leugen was. Op mijn achttiende moest ik het leger in. Ik vocht in Libanon en het was een gruwelijke tijd. Het was verschrikkelijk. In die tijd had ik het gevoel dat alles wat ik geleerd had over … Jezus, en over God helemaal niet waar was. Ik wilde wel geloven dat God bestaat. Ik wilde wel geloven dat Jezus er is. Maar in het leger was dat allemaal heel erg moeilijk. Ik was misbruikt als kind. Ik was altijd een zwak persoon, maar in het leger voelde ik me eindelijk ergens onderdeel van. Ik had vlag en hoorde bij Israël. Ik hoorde bij een land en ik voelde me sterk. De Intifada begon in 1987, nadat ik anderhalf jaar in Libanon was geweest. In Libanon waren er zoveel doden. Het was oorlog. De meeste soldaten uit mijn eenheid kwamen niet terug. Alleen ik en vier anderen. De meesten waren dood. Maar de Intifada begon, dus moest ik naar Ramallah. Al mijn oude klasgenoten, mijn familie en mijn vrienden. Ze zagen me nu als soldaat. Dit is het gebaar dat ze maakten, dat ze me wilden vermoorden. Uiteindelijk zat mijn diensttijd erop. Ik ging het leger uit, terug naar het opvanghuis. Ik was ondertussen verloofd. En in House of Grace… waren er mensen die drugs en van alles gebruikten. En ik had een paar dagen heel veel nachtmerries. Ik deelde een kamer met een man, hij zei tegen me: “Elias, als je wilt, kan ik je helpen.” En hij legde wat heroïne op de tafel, en die snoof ik op. Vanaf dat moment werd het mijn medicijn. Het werkte heel erg goed. Je moet begrijpen dat ik me in die tijd zo ontzettend afgewezen voelde. Door mijn vader, door mijn moeder. Ik ontmoette mijn moeder toen ik 19 was, in het leger. Ze was een hele kille vrouw. Ik ontmoette mijn vader, maar hij wou mij liever niet zien. Ze waren met iemand anders getrouwd. Zowel mijn moeder als mijn vader. In die tijd moest ik met mezelf leren leven, en toch hoorde ik op veel verschillende plekken over Jezus, en God. Op een dag was ik bij een bijeenkomst van Messiaanse gelovigen. De voorganger vroeg me: “Wil jij Jezus accepteren?” Ik zat nog in het leger. Ik zei: “Dit is mijn Jezus, mijn M16, en ik geloof in de kracht van Israël,” en dat was mijn antwoord. Ik was inmiddels 30 jaar, ik was een drugsverslaafde. Mijn vrouw was teleurgesteld. Mijn kinderen waren teleurgesteld in me. Zij hebben zoveel geleden om mij. Het ging heel slecht met me. Ik kon niet eens voor m’n familie zorgen. Uiteindelijk trok iedereen de handen van me af. Ik kon niet meer geholpen worden, dus belandde ik alleen op straat. En daar leefde ik als een hond. Ik was hongerig en dorstig. En die dag, midden op straat, knielde ik neer voor God en zei: “God van Abraham, Izaäk, Jakob, en Jezus de Messias.” “Als U echt bestaat, help me dan alstublieft.” Want ik wilde een einde aan mijn leven maken. En precies twee dagen later, kwam er iemand naar me toe en zei dat hij een plek voor me had. En daar leerde ik helemaal opnieuw over de Bijbel, het Nieuwe Testament en over Jezus. En tot mijn grote verassing, de manier waarop zij onderwezen. Het ging over de genade van Jezus de Messias, en dat Hij van mij houdt. En dat Hij voor mij gestorven is. Dat Zijn bloed heeft gevloeid voor mij persoonlijk. Dat Hij van me houdt zoals ik ben. Dat Hij al mijn zonden vergeven heeft. Dit was moeilijk om te accepteren. Ik geloofde niet eens meer dat ik een persoon was. Ik leefde als een beest. Maar ik moest afstand doen van alle verkeerde dingen in mijn leven. En ik moest de mensen vergeven, die me seksueel misbruikt hadden. Dit was ook het zwaarste om te doen. Om hen te vergeven, ook mijn vader en moeder. En de mensen uit het weeshuis waar ik zo misbruikt werd. Maar deze Jezus de Messias gaf me een nieuw leven, en een nieuwe identiteit. Vandaag de dag maakt het me niet meer uit wat mensen van me denken, alleen wat God van me denkt. Ik ben een vrij mens. Ik ben geliefd. Ik ben een kind van God. En wat ik voor Hem wil doen… is aan de wereld vertellen hoe Hij mij gered heeft van de dood. Ook al heb ik vele malen moeten sterven, en ben ik zelfs mentaal heel ziek geweest. Hoe Hij iemand zoals ik… Ik was zo gebroken. Er was niets goeds meer in mij. En Hij nam me en accepteerde me zoals ik was, en hij veranderde me in wie ik nu ben. En vandaag ben ik dankbaar voor Jezus de Messias. De God van Abraham, Izaäk en Jakob, dat Hij mijn leven echt gered heeft. En vandaag ben ik vrij en wil ik mijn getuigenis geven aan iedereen die het wil horen. Ik wil mijn getuigenis afsluiten door te zeggen… Dat de enige manier waarop ik vrede kon hebben met mijzelf is door de vrede van God. En dat ik mezelf kan liefhebben omdat ik God liefheb. Als Arabier haatte ik de Joden, maar vandaag houd ik van ze. Als Jood haatte ik de Arabieren, maar vandaag houd ik van hen, omdat ik vrede in mijn hart heb. En ik weet dat ik de nieuwe mens ben waar God in Zijn Woord over spreekt. En dat God de Joden en heidenen zal samenbrengen om hen één te maken.
Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden. En dit alles is uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus (2 Korinthe 5:17-18b.)