Erich Weinmann ‘Over wie spreekt de profeet Zacharia?’ (1921-2012)

Erich WeinmannWanneer Erich Weinmann Zacharia 12 leest, vraagt hij zich af wanneer het is dat God Mens is geworden en doorstoken is door Zijn volk.

De zegen van Israël

Mijn ouders hebben mij een liberale Joodse opvoeding gegeven, maar mijn grootmoeder was een diepgelovige vrouw die vast op God en Zijn beloften vertrouwde. Iedere avond, zeventien jaar lang, legde ze haar hand op mijn hoofd en zegende me met de zegen van Israël: “Moge God je maken als Efraïm en Manasse”. Ik begreep dit toen niet goed, maar nu zie ik de zegeningen die ik hierdoor in mijn leven heb ervaren.
In de jaren dertig was het voor Joden moeilijk in Duitsland, vooral in 1938. Ik weet nog goed, hoe ik eens op mijn knieën ben gevallen en geroepen heb tot de levende God: ”U, God van Abraham, Izak en Jakob, U, God van mijn vaderen, leid me uit Duitsland”. Amerika had een quotasysteem en de meeste andere landen namen alleen Joden op die veel geld hadden. Wij waren in grote nood. Als door een wonder bevond ik me acht dagen na mijn gebed in een kindertransport en kwam in februari 1939, kort voor het begin van de Tweede Wereldoorlog, in Engeland terecht.

Terug naar Duitsland

In november 1940 heb ik mij als vrijwilliger aangemeld bij het Britse leger en later heb ik deelgenomen aan de invasie in Normandië. In 1946 keerde ik als sergeant en tolk met het bezettingsleger terug naar Duitsland. In Hilden in Rijnland ontmoette ik voor het eerst van mijn leven een christen die leefde uit God. Hij was Brits soldaat, een huisschilder uit Londen. Hij was vroeger een grote zondaar, totdat hij Jezus ontmoette, Die een ander mens van hem had gemaakt. Hij was telefonist in de telefooncentrale van het leger. Toen hij hoorde, dat ik een Jood was, begon hij voor me te bidden. Ik lette aandachtig op deze man. Op de tafel voor zijn schakelbord lag altijd een Bijbel. Ik dacht: “Waarom is deze man zo eenzijdig? Waarom zit hij altijd in de Bijbel te lezen?” Eén ding maakte indruk op me: deze telefoonbediende was de blijmoedigste man, die ik tot dan toe had ontmoet. Hij straalde een innerlijke vrolijkheid uit die ik niet kon verklaren.

Onaangenaam getroffen

Op een morgen zaten we samen alleen in het kantoor. Zonder enige aanleiding vroeg hij: “Wil je me eens vertellen, hoe het mogelijk is, dat jij als Jood Jezus van Nazareth niet erkent als je Messias en Koning?” Ik was onaangenaam getroffen en zei alleen: “De Joden geloven niet in Jezus. Wat heb ik met Hem te maken?” Daarmee was hij niet tevreden. “Heb je wel eens de woorden van je Koning Jezus bestudeerd?” Ik had veel gelezen, maar kende op mijn 25ste het Nieuwe Testament niet. Dus zei ik: “Nee”. Toen zei hij: “Hoe kan je dan zeggen, dat je niet in Jezus gelooft, als je dit niet hebt onderzocht?” Hier werd ons gesprek afgebroken. Maar de vishaak was aangeslagen! Sinds dat moment heeft de Geest van Jezus Christus, Die door deze man tot mij sprak, mij niet meer losgelaten.

Bedrieger of Zoon van God?

Na enige tijd nodigde hij mij uit voor een bijeenkomst. Ik zal deze nooit vergeten. De evangelist sprak over de verlamde bij de vijver van Bethesda in Jeruzalem. Ik begreep niet waar het om ging, maar één ding liet me niet meer los: deze man gelooft in wat hij zegt. Ik had de indruk, dat deze christenen werkelijk bevrijd waren en voelde me prettig in hun gezelschap. Ik ging mee naar volgende bijeenkomsten, terwijl hij bleef bidden voor mijn behoud. Ook bracht hij mij een Bijbel, die ik uit beleefdheid aannam. Maar Gods Woord oefende zo’n aantrekkingskracht op mij uit dat ik besloot de zaak grondig te onderzoeken. Ik moest toch zeker in staat zijn te ontdekken, of deze Jezus een bedrieger was of de Zoon van God?
Gedurende de tijd dat ik in de Bijbel las, riep ik tot God. Er staat geschreven: “Voor wie klopt zal opengedaan worden.” Iedere oprechte bidder ontvangt antwoord van God. Ik las het zeventiende hoofdstuk van het Evangelie van Johannes. Dit gebed van Jezus trof me. “Ik heb nooit zoiets moois gelezen”, dacht ik. “Deze Jezus moet een wonderbare Man zijn geweest. Wie zo tot God spreekt, kan geen bedrieger zijn.” In mijn hart begon ik Jezus lief te hebben en Hem te vertrouwen.

De vragen van mijn hart

God zag de vragen van mijn hart. Ik werd innerlijk gedrongen het negende hoofdstuk van de profeet Jesaja te lezen. In het vijftiende vers staat: “Want de leiders van dit volk zijn misleiders: wie door hen worden geleid, worden in verwarring gebracht.” Ik was diep getroffen. Had dit ook betrekking op de leiders die Jezus verwierpen?
Een andere keer las ik Zacharia 12, waar de God van Israël zegt: “…zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen…” Wanneer was God dan Mens geworden en door Zijn volk doorstoken? In de hele geschiedenis van Israël is er geen enkele profeet geweest, behalve Jezus van Nazareth, die kon zeggen: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Ik en de Vader zijn één.” Was Hij niet op Golgotha doorstoken? Opeens kwam ik tot de innerlijke zekerheid: Jezus is God! In grote opwinding liep ik door mijn kamer. God had me iets geweldigs geopenbaard. In Jezus was God Zelf tot Zijn volk gekomen!

God Zelf!

In Jezus was God Zelf doorstoken op het kruis van Golgotha. Hij moest sterven om onze zonden, om mijn zonden. En dat ik een zondaar was, daarvan hoefde niemand me te overtuigen.
Toen gebeurde er nóg een wonder: diep in mijn hart kreeg ik een verlangen om te spreken tot Jezus. God opende mijn hart en mijn mond en op dat moment bad ik ongeveer dit: “Here Jezus, ik ken U nog wel niet echt, maar ik heb nu begrepen, dat U God bent en ik wil U vergeving vragen voor al die vijfentwintig jaren dat ik U voorbijgelopen ben. Vandaag is het me duidelijk geworden, dat U voor mijn zonden bent gestorven. Daarvoor wil ik U danken.” Direct kwam er een onbeschrijflijke blijdschap in mijn hart. Het was alsof stromen van Goddelijke blijdschap zich in mijn hart uitstortten. Alle vreugde die een mens in wereldse genoegens kan vinden, is niets bij de vreugde die God ons in Jezus Christus schenkt. Vanaf dat ogenblik weet ik, dat ik een kind van God ben.

Liefhebben zonder uitzondering

Door de gebeden en het getuigenis van een eenvoudig kind van God is mij genade geschonken. Bovendien hebben de Heilige Geest en het Woord van God me kracht gegeven om tegen alle aanvallen van naamchristenen bestand te zijn en vleugels gegeven aan mijn getuigenis. Zo mocht ik toenemen in genade en kennis van God en mocht ik ook mensen tot Jezus leiden, vooral Duitsers. Toen ik gehoord had, dat Jezus gestorven is voor de zonden van alle mensen, kon ik ook alle mensen zonder uitzondering liefhebben. Ik kon hen van harte te vergeven en daardoor ben ik een heel gelukkig mens geworden.