Isaac Ostrovsky, ‘Dit boek is van ons!’

Isaac Solomon OstrovskyIsaac Solomon Ostrovsky is geboren in 1902 in Tagantsja, een plaats niet ver van Kiev in Oekraïne. Hij groeide op in een traditionele Joodse familie. Hij was leergierig en behoorde op school tot de beste leerlingen. Na 1917 nam echter het antisemitisme gruwelijke proporties aan. Hij overleefde de pogroms, maar zag als tiener zijn vader vermoord worden voor zijn ogen. De jonge Solomon was verslagen. “Waarom? Waarom? Waarom?” schreeuwde hij tot God. Tegelijk nam hij zich plechtig voor om later zijn vaders dood te wreken. “Al zou ’t mijn leven kosten!”

Juist in die dagen begonnen de ideeën van Theodor Herzl in de Russisch Joodse gemeenschap door te dringen. Het verlangen naar een Joods thuisland ‘trok’ en het toenemende antisemitisme ‘duwde’. Vele Joodse gezinnen besloten Oekraïne te verlaten. Ook weduwe Ostrovsky en haar kinderen waren daarbij. Samen zouden zij in Palestina grond kopen van de Turken om daar aan een nieuwe toekomst te gaan bouwen.

Heb uw vijanden lief

Op hun reis verbleef de familie met vele andere vluchtelingen in Roemenië in afwachting van mogelijkheden om verder te reizen. Zij verbleven negen maanden in de provinciestad Kisjinev. Op een dag kreeg Solomon een uitnodiging voor een evangelisatie bijeenkomst. Zijn vrienden lachten erom, maar Solomon was vast van plan erheen te gaan. In Rusland had hij ooit een boekje van Tolstoi gelezen over de Bergrede van Jezus. Toen hij daarin de woorden las: “Heb uw vijanden lief”, werd het hem te veel. Hij haatte nog steeds de moordenaar van zijn vader. Hoe zou hij die ooit kunnen vergeven?! Dat was ‘bovenmenselijk’. Die Christus van Tolstoi was beslist ook ‘bovenmenselijk’, maar eigenlijk mocht hij Hem wel. Door die uitnodiging kwam Solomon in contact met de Messiaanse Jood Leon Averbuch. Hij kreeg van hem een Russisch Nieuw Testament en kon niet wachten om in deze nieuwe schat te gaan lezen.

“Dit boek is van ons!”

Elk vrij moment las Solomon in het Nieuwe Testament. Hij kon er niet genoeg van krijgen. Hij begon met de geslachtsregisters in Mattheüs, en kwam alleen maar bekende, Joodse, namen tegen. Hij besefte: “Dit is geen heidens boek, dit is van ons!” Hij bleef het Nieuwe Testament lezen en genoot daarvan. Elke sabbat ging hij naar het huis van voorganger Averbuch en nam samen met andere Joodse mannen deel aan een Bijbelstudie. Langzaamaan ging Solomon zien dat Jesjoea niet alleen een groot leraar was, maar dat Hij werkelijk ‘bovenmenselijk’ was. Hij moest wel God Zelf zijn!

Diepe vrede

Na drie maanden lezen en studeren wilde hij niets liever dan geloven in deze wonderbare Christus. Maar tegelijk wist hij wat het hem, als Joodse jongen, zou kosten. Een heel hoge prijs zou hij moeten betalen. Toen Solomon Averbuch van zijn worsteling vertelde, was diens eenvoudige voorstel: “Laten we maar bidden.”
Solomon knielde neer en bad vanuit het diepst van zijn hart. Hij dankte God dat Hij Zijn Zoon gezonden had om zijn Heiland te zijn. Op hetzelfde moment ontving hij een diepe vrede en was uren sprakeloos, overweldigd door Gods goedheid.

Doop in de Donau

Roemenië was bang dat communisten zouden infiltreren tussen de Russische vluchtelingen. Daarom moesten de zij wegtrekken uit het grensgebied. De familie kwam in de havenplaats Galatz terecht. Hoewel zij nu echt een vluchtelingenbestaan leidden, waren zij dankbaar, dat zij voor het dreigende Rusland niet meer hoefden te vrezen.
Solomon ging direct op zoek naar mede Jesjoea-gelovigen en vond deze op een kleine Noors-Lutherse zendingspost. Elke zaterdagavond was hij te vinden in dat kleine stukje ‘hemel op aarde’. Op een dag kwam Solomons ‘geestelijke vader’, Leon Averbuch, vanuit Kisjinev naar Galatz. Het was bij die gelegenheid dat de jonge Ostrovsky zich in de Donau liet dopen op was 6 mei 1922.

In Zijn dienst

Solomon reisde vervolgens met een vrachtschip met vluchtelingen naar Palestina. Heel zijn leven zal hij zich inzetten om het evangelie te verkondigen aan zijn volk in Engeland, Roemenië en Israël. Hij en zijn vrouw Sarah hebben vele moeilijke tijden gekend door armoede, vervolging en oorlog, maar stelden in dit alles hun vertrouwen volledig op God. Op een dag nodigde zijn broer hem uit naar Amerika, zeggend dat hij in alles wil voorzien wat hij en zijn gezin nodig hebben, op voorwaarde dat hij daar geen woord zou spreken over zijn christelijke geloof. Diep geraakt schreef Solomon hem: ”Dank je wel, maar ik kan niet doen wat je vraagt. Mijn geloof is mij te kostbaar. Zolang God mij brood, water en een beetje zout geeft, zal ik het evangelie blijven prediken”.
Op 98-jarige leeftijd overleed hij in Canada. God heeft hem bijzonder gezegend en gebruikt voor de dienst voor Zijn volk.