Louis Kinsbergen, ‘Gegrepen door het Evangelie’

Louis KinsbergenDe Belgische Louis Kinsbergen overleeft als een van de weinigen van zijn familie de Tweede Wereldoorlog. Als kind maakt hij een zwerftocht langs verschillende onderduikadressen. Uiteindelijk belandt hij in een liefdevol Godvrezend gezin, waar hij wordt gegrepen door het evangelie.

Ter herinnering en waarschuwing

Het is 16 september 1992. Ik schrijf dit ter herinnering aan mijn pleegouders Heit en Mem Wijbenga, opdat deze geschiedenis niet verloren gaat en opdat, wat deze mensen hebben gedaan, niet in een verkeerd daglicht wordt gesteld.
Ik schrijf dit ook ter waarschuwing tegen het opkomende fascisme, zoals in Somalië, Joegoslavië en ook weer in Duitsland. Evenals in 1940 kijkt de grote massa in deze wereld zwijgend toe. Ik hoop dat vele jonge mensen dit mogen lezen en waakzaam mogen zijn voor het toenemende fascisme.

Een Jiddische mamma

Mijn grootvader was in Antwerpen een bekende diamantair. Verschillende familieleden verdienden hun boterham bij hem. In de crisisjaren voor de Tweede Wereldoorlog ging hij failliet en heel de familie werd werkloos. Zo ook mijn vader. Rond 1933 vertrok hij met zijn vrouw en drie kinderen naar Amsterdam, waar hij in de diamantindustrie werk hoopte te vinden. Helaas had de crisis ook daar toegeslagen, zodat hij al spoedig van de steun moest gaan leven.
Toen in 1940 de oorlog uitbrak waren mijn vader en moeder gescheiden en stond mijn moeder er alleen voor. Met een groot gezin, inmiddels vier kinderen, en met de nodige geldzorgen had mijn moeder een zwaar leven. Al spoedig begonnen de Jodenvervolgingen. Mijn oudste broer, die toen achttien jaar was, werd met de eerste Joden naar Duitsland gedeporteerd, waarna we nooit meer wat van hem gehoord hebben.
Mijn moeder was een goede en lieve vrouw, die alles over had voor haar kinderen. Zoals wij Joden zeggen: ‘een echte Jiddische Mamma’. Door al de ellende van het opkomende fascisme werd zij overspannen en moest opgenomen worden in een inrichting. Uiteindelijk werd zij zwaar overspannen overgeplaatst naar Apeldoorn. Vandaar werd ze met andere patiënten als beesten naar de concentratiekampen afgevoerd, waar zij is vermoord.

Onze zwerftocht

Met deze trieste gebeurtenis begon onze zwerftocht als kinderen. Ik was toen tien jaar. Mijn twee broertjes Freddie en Jacques waren respectievelijk acht en zes jaar. We kwamen terecht bij de familie Wafelman, die heel erg goed voor ons was. Maar omdat ze Joods waren, moesten ook zij vluchten.
Ik kwam vervolgens bij een rabbijn in huis, die mij in korte tijd heel veel heeft bijgebracht over de Joodse godsdienst. In plaats van te spelen zat ik dagenlang te leren. Ondanks mijn jonge leeftijd deed ik dat toch met veel plezier. Om voor mij toen nog onbegrijpelijke redenen werd ook deze rabbijn gedeporteerd. Opnieuw moest er voor mij en mijn broers een ander gezin worden gezocht. We vonden onderdak bij een Joodse dame, die nog enkele kinderen in huis had.

Verstopt

In heel die periode droegen wij natuurlijk de verplichte Jodenster. Ik herinner mij dat ik op een keer op straat liep en plotseling de bruggen om hoog gingen. Bij alle bruggen kwamen Duitse overvalwagens te staan. In korte tijd werden alle Joden die op straat liepen opgepakt en in vrachtauto’s geladen. Snel trok ik de ster van mijn jas en gooide die in de gracht waar ik net langs liep. Ik belde aan bij het eerste het beste huis en vroeg of ik mij mocht verstoppen voor de Duitsers. Gelukkig waren het goede mensen. Ze verstopten mij onder een bed. Met mijn oor op de vloer hoorde ik de Duitsers met hun laarzen de trappen oplopen en schreeuwen. Na een tijdje werd het stil en kon ik na de mensen bedankt te hebben voorzichtig de woning verlaten.

In de ‘crèche’

Enige tijd later stond er plotseling een overvalwagen voor de deur. We werden met de hele familie opgehaald en naar de Hollandsche Schouwburg gebracht, waar in die tijd veel Joden werden vastgehouden. Na allerlei formaliteiten werden wij de volgende dag overgebracht naar de zogenaamde ‘crèche’. Hier zouden wij hoogstens een week blijven om vervolgens op transport naar een kamp te worden gezet. Maar de Joodse leiding van het huis hield ons stiekem vast. We zijn daar zeker een week of zes geweest. Tot overmaat van ramp kreeg mijn broertje Freddie tijdens een spelletje op straat een zwaar hek op zijn hoofd en moest met een gat in zijn hoofd en een hersenschudding op de ziekenafdeling verzorgd worden.

Opnieuw gevlucht

Op een dag kwamen er plotseling een paar Duitse officieren die mij wilden spreken. Ik schrok geweldig. Gelukkig bleken het Nederlanders te zijn die zich als Duitse officieren verkleed hadden. Ze bespraken met mij de mogelijkheid om te vluchten. De volgende dag ’s middags om twaalf uur, moest ik voorzichtig naar buiten gaan en mij mengen tussen een groep schoolkinderen die dan voorbij zou komen. Ik deed zoals was afgesproken, ging voorzichtig de deur uit en mengde mij tussen de schoolkinderen. De Duitse soldaten die voor de deur de wacht hielden, merkten niets. Zo kon ik mij naar het opgegeven adres begeven dat aan het einde van de straat om de hoek was. Daar aangekomen werd ik naar een kelder gebracht, waar verschillende kinderen zaten die waarschijnlijk op dezelfde manier waren gevlucht. Onder hen waren ook mijn broertje Jacques en nog meer bekende kinderen die met mij in de ‘crèche’ hadden gezeten. Al met al een goed geplande actie.

Ondergedoken in Limburg

Na een tijdje werden we opgehaald. Ik mocht mee met een zekere dr. van der Laan. Mijn broertje Jacques werd van mij gescheiden. Ik heb hem tijdens de oorlog niet meer gezien. In die tijd kreeg ik ook heel verdrietig nieuws over mijn broertje Freddie. Terwijl hij nog gewond was aan zijn hoofd en in zeer slechte conditie was, vluchtte een verpleegster die voor hem zorgde met hem uit de crèche. Kort daarna is hij opgepakt door de Duitsers en samen met andere Joodse verzorgsters via Westerbork op transport naar een kamp in Duitsland gezet. Van de grote familie van 86 personen, die wij voor de oorlog vormden, zijn we met slechts vier personen overgebleven. Alle anderen zijn omgekomen in de vernietigingskampen.
Na enige tijd bij de familie van der Laan te zijn ondergedoken, kwam er iemand van de ondergrondse die mij een paar dagen later naar een onderduikadres zou brengen. Op een vroege morgen ging de man met mij naar het Centraal Station van Amsterdam vanwaar we per trein naar Sittard reisden. Daar stonden nog verschillende andere Joodse kinderen. Onderweg naar mijn volgende onderduikadres vertelde de man mij dat ik mijn oude naam Kinsbergen voorlopig moest vergeten. ”Je heet de komende tijd Louis van der Berg”, zei hij. Ik kwam terecht in een Fries gezin.

Gegrepen door het Evangelie

In dit gezin werd ik zeer liefdevol opgevangen en uitzonderlijk goed verzorgd. Er werd aan tafel gebeden en gedankt en ook werd er uit de Bijbel gelezen. Er kwamen regelmatig andere Joodse kinderen en ook wel volwassenen, die na een tijdje weer naar een ander onderduikadres werden gebracht. Er logeerde zelfs een Joodse baby van enkele weken oud. Voor Heit en Mem, zoals de ouders werden aangesproken, was niets te veel. Vooral Joden waren bij hen altijd welkom, “want” zo zeiden ze, “dat is Gods volk”. En, zo herinner ik mij, hun God was hun alles!
Mijn pleegouders gingen ’s zondags naar de kerk. Hoewel zij mij helemaal vrij lieten, werd ik nieuwsgierig en ging ik met hen mee. Het was tijdens een van de diensten van dominee Maan in de Schipperskerk in Born dat ik gegrepen werd door het Evangelie. En dat Evangelie heeft mij nooit meer losgelaten. Ik mocht de Here Jezus als mijn persoonlijke Verlosser en Zaligmaker leren kennen.
Heit en Mem zorgden voor mij als echte ouders en na de oorlog ook voor mijn broer, die in Drenthe ondergedoken had gezeten. Een belangrijke reden dat wij niet verraden zijn, is het feit dat Heit en Mem geen vijanden hadden. Als aandenken aan hetgeen de mensen in Nederlands Limburg voor de Joden hebben gedaan, is een monument opgericht in Brunssum.
Kort na de oorlog kregen we bezoek van een broer van mijn moeder. Hij vroeg aan Heit en Mem toestemming om ons in huis te mogen nemen. Heit en Mem stemden in omdat zij het voor onze toekomst beter vonden dat we bij onze oom en tante in België zouden gaan wonen. Zoals altijd zochten ze slechts onze belangen.

Onbetaalbare heldendaden

Jammer genoeg was het verblijf bij mijn oom en tante niet in alle opzichten een succes. Zij namen het ons kwalijk dat wij een andere godsdienst beleden. Zij namen het ook Heit en Mem kwalijk, hoewel deze ons wat het geloof betreft volledig vrij hadden gelaten. Mede door deze verwijdering bleek het na verloop van tijd beter voor ons om op eigen benen te gaan staan. Dat ging allemaal in overleg met ‘de Vereniging voor Oorlogspleegkinderen’ in Amsterdam.
In dit verband moet mij nog iets van het hart. Soms wordt er in een tv-programma gesuggereerd, dat mensen die Joodse kinderen lieten onderduiken, dit alleen maar hebben gedaan om zieltjes te winnen. Er zou vaak een vorm van dwang op de onderduikertjes zijn uitgeoefend. Natuurlijk zijn er uitzonderingen geweest. Maar in de regel waren het mensen die met gevaar voor eigen leven hun Joodse medemensen uit de klauwen van de Duitsers hebben gehouden. Het zijn deze onbetaalbare heldendaden die het verdienen om in een zuiver en eerlijk daglicht te worden gesteld.

1 antwoord
  1. Wil Knulst
    Wil Knulst zegt:

    Wat een liefdevolle getuigenis. Wij uit de heidenen die de Here Jezus hebben leren kennen, mogen nooit vergeten dat wij ge-ent zijn op de edele olijfboom. En het volk van God, de Joden, onze oudste broeder is. Daar is Jezus uit geboren uit dit volk.

Reacties zijn gesloten.