Rabbijn Sam Stern, ‘Het ware onderwijs van Christus’

Rabbi Sam SternIk ben geboren tijdens de Eerste Wereldoorlog en groeide op in een streng orthodox Joodse familie. Mijn vader was een zeer toegewijde rabbijn en zijn grote verlangen was dat ik dat ook zou worden. Wij woonden in een kleine stad vlakbij Warschau, waar Joodse en Poolse families door cultuur, taal en religie gescheiden van elkaar leefden. Onvermijdelijk kwamen wij toch met elkaar in contact. Soms gooiden ze stenen naar mij en riepen “Jood, Jood.” Mijn moeder vertelde mij: “Zij zijn christenen en christenen haten Joden, maar als onze Messias komt, dan zullen wíj het hoofd zijn en niet meer de staart. Dan zullen we terug gaan naar het Beloofde Land en zal niemand ons meer vervolgen.” Op mijn vraag wanneer de Messias zou komen, antwoordde zij: “Niemand weet het precieze tijdstip, maar op een dag zál Hij komen.” Die hoop vergezelde mij mijn hele leven en gaf me de kracht om alle vernederingen van mijn heidense buren te verdragen.

Holocaust

Toen in september 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbrak, had ik juist mijn studie voor rabbijn afgerond. Ik had grote plannen voor de toekomst, maar de oorlog vernietigde ze allemaal. In zes jaar tijd werden zes miljoen Joden, onder wie een miljoen kinderen, vermoord. Een derde van mijn volk was vernietigd. Toen de oorlog in mei 1945 voorbij was, bevond ik mij in een concentratiekamp. Ik had het overleefd en zag verlangend uit naar het weerzien met mijn familie en vrienden. Tot mijn grote ontsteltenis ontdekte ik dat al mijn geliefden waren omgekomen. Ik had niemand meer en was helemaal alleen op de wereld. “Waarom, God”, vroeg ik wanhopig, “waarom was U zo stil in deze gruwelijke tijd voor Uw uitverkoren volk?”

Groot conflict

Ik besloot naar Amerika te gaan in de hoop dat ik de Holocaust zou kunnen vergeten en om een nieuw leven op te bouwen. In 1952 arriveerde ik op Rhode Island waar ik ging werken als assistent-rabbijn. Er woekerde echter een groot conflict in mijn hart. Ik was het vertrouwen in de mensheid kwijt, maar óók mijn geloof. Ik voelde me diep ellendig, wetend dat ik als rabbijn dingen onderwees, waar ik zelf niet meer in geloofde. Ik wist dat de Talmoedische leringen, gezegden, debatten, wetten, regels en voorschriften in werkelijkheid van heel weinig belang voor ons waren. Ik zag dat 2000 jaar Talmoedische, chassidische, kabbalistische en wereldse onderwijzingen niet één Jood hadden kunnen redden van de vernietiging. Ik realiseerde mij dat we een degelijke geestelijke waarheid nodig hadden.

Het ware onderwijs

Op een dag kwam ik op straat in contact met een zendeling die tegen mij zei: ”De Heer zendt ons naar de Joden om hen te laten weten dat God van hen houdt en dat Hij wil dat ze gered worden.” “Wat bedoelt u met gered worden? En hoe kunt u nog spreken over liefde na de Holocaust?” vroeg ik. Hij glimlachte en zei: “Ik begrijp hoe u zich voelt, maar echte christenen houden van de Joden en allen die hen kwaad doen, zijn geen ware volgelingen van Christus.” “Dus volgens u”, wierp ik direct tegen, “waren al degenen die kruisen droegen en afbeeldingen van heidenen hadden in hun huizen, maar pogroms tegen de Joden in Europa organiseerden, geen christenen? En hoe zit het dan met de kerken in Polen en Oekraïne? En de priesters? Waren zij niet een van de belangrijkste bronnen van de haat tegen de Joden?” Hij keek mij aan en zei: “De Heere leert ons onze vijanden lief te hebben, liefde te betonen aan hen die ons haten. Al degenen die Zijn onderwijs niet gehoorzamen, zijn geen volgelingen van Hem.” Hierna gaf hij mij een Jiddisch Nieuw Testament en zei: “Lees het en je zult het ware onderwijs van Christus vinden.”

Grote openbaring

De daaropvolgende nachten kon ik niet stoppen met lezen. Iedere regel was één grote openbaring. Ik begon bij het boek van Mattheüs en was verbaasd over Jezus’ afstamming van Abraham en David. En op bijna iedere pagina stond ‘…zoals geschreven’. Dit evangelie verwees steeds weer naar onze Joodse Bijbel, het Oude Testament. Het werd mij heel duidelijk dat het Nieuwe Testament werkelijk de vervulling van het Oude Testament is.

Jesaja 53

Dezelfde zendeling bracht mij in contact met een Joodse gelovige. Samen lazen we het Jiddische Nieuwe Testament. Na een tijdje vertelde hij mij over een gedicht getiteld ‘De lijdende man’. Hij las het voor en vroeg hij mij: “Over wie gaat dit? Wie heeft geleden voor onze zonden? En door wiens striemen zijn wij genezen?”
“Misschien verwijst het naar Jezus Christus?” zei ik. Waarop hij antwoordde: “Ik heb zojuist hoofdstuk 53 uit Jesaja voorgelezen. Hij is degene die over de Messias schreef.” Ik was verrast en geschokt. Ik kende Jesaja 53 niet. Het enige wat ik kon concluderen was dat zovele rabbijnen en andere Joden de Messias niet kennen, omdat zij gewoonweg onvoldoende Bijbelkennis hebben. Diezelfde avond ging ik naar hem terug en vertelde dat ik geloofde in de Heere Jezus. We knielden samen neer en baden voor de vergeving van zonden en voor redding. Als een berouwvolle zondaar nam ik de Heere Jezus aan als mijn persoonlijke Redder.

Vrede, vreugde en blijdschap

Wat een verandering. Ik was zo blij! Ik voelde een vrede, vreugde en blijdschap die ik nooit eerder had gekend. Ik was een nieuw mens. Toen ik thuis kwam, las ik Jesaja 53 steeds weer opnieuw. Deze prachtige profetie beschrijft Gods heerlijke plan van vergeving en verzoening met God en redding zo duidelijk, misschien zelfs wel duidelijker dan enig ander deel in de Bijbel. Ik liet mij dopen en werd een prediker van het Evangelie. Sinds die dag is het mijn grote verlangen dat mijn volksgenoten hun Joodse Messias leren kennen, over Wie in Jesaja 53 al wordt gesproken.

Bron: Messiah. Five Jewish people make the greatest discovery. Penfold Books 2001, England.