Rivkah, ‘Ik vond de Joodse Messias in communistisch Roemenië’

Rivka groeit op in een traditioneel Joods gezin in Roemenië. In die tijd was Roemenië nog een communistisch land. Ondanks het gebrek aan vrijheid van godsdienst in Roemenië en tegenwerking van haar ouders vindt Rivka hier haar Joodse Messias. Haar familie emigreert vervolgens naar Israël. Haar ouders denken dat haar geloof daar wel zal overgaan. In Israël is iedereen Joods. Zij geloven niet in Jezus Christus. Maar God hield haar op de weg. Zij kwam in contact met Joodse gelovigen en liet zich in 1964 dopen in het meer van Galilea.




Ondertiteling van youtube video

Hallo, mijn naam is Rivkah. In het Hebreeuws is dat hetzelfde als Rebecca. Ik ben geboren in Roemenië, 67 jaar geleden. Maar dankzij de genade van de Heere, ben ik in 1962 opnieuw geboren. Mijn familie is een traditionele Joodse familie uit Roemenië. Ik kende de Joodse tradities, maar niet de Bijbel, omdat Roemenië nog communistisch was in die tijd. Dus op school leerden ze ons natuurlijk niets over godsdienst. De communisten schreven alleen andere dingen voor. Van huis uit kende ik wel de Joodse traditie, maar ik wist niets over de geschiedenis van mijn volk en kende de Bijbel niet.

Op een dag was ik in een sanatorium, vanwege mijn handicap. Ik had kinderverlamming toen ik anderhalf jaar oud was. Daarom moest ik af en toe behandeld worden in een sanatorium. En de Heere zorgde ervoor dat ik op dezelfde kamer kwam als een niet-Joods meisje. Ik wist niet wat het betekende om te geloven of om opnieuw geboren te worden. Ik wist er niets vanaf. Zij wist dat ik Joods was, daarom durfde ze niet met mij over de Heere Jezus te praten. Ze gaf me alleen wat hints, maar ik kon daar niet zoveel mee. Later ontving ze bezoek van enkele jongeren uit Boekarest, waar ze vandaan kwam. Ze kwamen en zij stelde mij alleen voor als haar kamergenootje. Ze vertelde dat dit haar vrienden waren. Maar ik wist niet dat het allemaal gelovigen waren. Op een gegeven moment moest ik weer terug naar huis, omdat ik daar studeerde terwijl zij nog langer in het sanatorium bleef.

In de winter van 1962 ging zij ook naar huis. Ze schreef me en nodigde me uit om de kerstvakantie bij haar door te brengen. Het was op 31 december 1962, oudejaarsavond. Ik had verwacht dat ze dat net zo zouden vieren als in de rest van de wereld. Ik had verwacht dat ze zouden dansen, drinken en dronken zouden worden. Ik wist helemaal niets over het geloof. Tot mijn grote verbazing zag ik dat ze iets anders deden. Ze dronken geen wijn. Ze rookten niet. Maar ze lazen uit de Bijbel en predikten het Woord. En ze waren heel erg vrolijk, maar niet op de wereldse manier. Ik wist niet wat ik daarmee moest. Ik hoorde ze zingen over de Heere Jezus. Nadat alles was afgelopen, werd ik geroepen door Adriana. – Helaas is ze op 13 april 2011 overleden. Maar gelukkig is ze bij de Heer. – Zij vroeg me toen naar wat ik vond van wat ik daar zag. Dus ik vroeg: “Wat bedoel je precies?” Toen zei ze: “Dat we elkaar broeder en zuster noemen.” Ik zei: “Ik dacht dat dat hoorde bij dit deel van Boekarest.” Eigenlijk loog ik, want ik zag dat veel mensen uit dorpjes uit de omgeving kwamen. Ik dacht dat het was, omdat het boeren waren en niet mensen uit de stad. Ik dacht misschien is dat waarom ze elkaar broeder en zuster noemen. Maar ik schaamde me om dat te vertellen. En vervolgens vroeg ze naar wat ik ervan vond dat ze het hadden over de Heere Jezus. Ik dacht dat dat was omdat ze niet Joods waren. Ze vroeg: “Geloof je in God?” Dus ik zei dat ik geloofde dat er een God is. Ze vroeg: “Bid je tot Hem?” Dus ik zei soms als ik last heb van kiespijn. Dan vraag ik of God me wil helpen. Dat was bidden voor mij.

De volgende avond kwamen haar ouders om te bidden in dezelfde kamer als waar ik met haar was. Zij gingen bidden en ik begon opnieuw mee te bidden, maar het was een erg hypocriet gebed. Het was meer voor hun oren, dan voor God. Ik wist er eigenlijk nog niets vanaf. Later kwam er echter een Messiaanse Jood naar mij toe. Zijn naam was Isidori Louria. Hij begon me te vertellen over Israël, het Joodse volk en over de Heere Jezus Christus. Ik zei tegen hem: “Je wilt me zeker overtuigen dat dit allemaal waar is?” “Dat er een paradijs is en een hel.” Later ben ik met hen naar een samenkomst geweest. Daar begon ik tot geloof te komen, heel eenvoudig. Nog niet voldoende, maar het was een begin. Ik wilde graag een Bijbel, maar kon er geen krijgen. In die tijd was het erg moeilijk om in Roemenië een Bijbel te krijgen. Iemand had een Nieuw Testament te koop. Maar ik had het geld niet, ik woonde nog bij mijn ouders. Ik had nog geen inkomen, dus kon er geen kopen.

Op een gegeven moment moest ik weer terug naar school. Ik wist niet waar de gelovigen in mijn dorp woonden. Maar één van de jongeren in Boekarest vertelde over een zekere familie Barbu. Zij zouden een dochter hebben van mijn leeftijd. Hij wist dat, omdat hij bevriend was met haar broer. Daarom wist deze jongen van die familie in mijn dorp. Dat was alles wat ik wist. Ik ben weer terug gegaan naar mijn dorp, terug naar school. Ik wist dat er in de een parallelklas een meisje was met de naam Barbu. Ik dacht dat zij het misschien wel zou zijn en wilde haar graag zien. Ik vroeg het meisje dat op school naast me zat om met me mee te gaan. Ze ging met me mee. Haar naam was Sephora. Haar naam had altijd iets vreemds. Maar ik wist toen niet dat Sephora in het Roemeens hetzelfde is als Sippora, de vrouw van Mozes. Ik ging met haar naar dat andere meisje. En ik vroeg het meisje of ze broers of zussen had. Ze zei: “Nee, ik ben enig kind” En ik wist daarmee dat zij het niet kon zijn. Terug in de klas sprak ik Sephora aan God mij vertelde dat er iets bijzonders met haar is. Waarom? Omdat het voor een communist het niet gebruikelijk is om gelovig te zijn. Ik herinner me dat ze haar uitlachten. Op zondagen, wanneer je op school vrijwilligerswerk moest doen, kwam zij niet, omdat ze gelovig was. De Heere bracht dat in mijn gedachten. En ik vroeg haar: ”Sephora, hebben jullie thuis een Bijbel” En ze zei: “Ja”. En ik vroeg: “Hebben jullie ook liedbundels?”, omdat gelovigen in Roemenië vaak liedbundels in huis hebben. Ze hadden niet de vrijheid om naar alle diensten te gaan en hielden soms kleine huissamenkomsten. Ze zei: “Ja” en ik was zo ontzettend blij. Het meisje in de bank naast mij op school wist alles over het geloof. Ze geloofde zelf niet, maar kwam uit een gelovige familie. Haar ouders geloofden. Ze hadden tien kinderen, waarvan Sephora de jongste was. Ze wist natuurlijk wat samenkomsten zijn en ik vroeg haar om me mee te nemen naar een samenkomst. Het was heel erg fijn.

Later ontdekte ik nog een ander gelovig meisje bij mij op school. Zij bracht uitgeschreven Bijbelteksten voor me mee, omdat ze geen Bijbel voor me had, maar dat was mijn geestelijk voedsel. En wat de Heere vervolgens deed…op een gegeven moment werd ons huis gesloopt, omdat het van de staat was en niet van ons. Ze gaven ons toen een nieuw huis. Precies naast de familie van Barbu, de gelovigen naar wiens dochter ik op zoek was. Dus toen woonden we opeens naast elkaar en ontmoette ik de familie. Ondertussen hadden mijn ouders ook door dat er iets was met mij, dat ik veranderd was. Toen ik terugkwam uit Boekarest hadden we nog geen Bijbel, maar ik had wel blaadjes met het Evangelie van Johannes. Dus ik las dat en wist op een gegeven moment wel tien hoofdstukken uit mijn hoofd, want dat was alles wat ik had. Mijn ouders betrapten me op een dag met die blaadjes en gooiden ze weg. Ze begrepen dat er iets mis met me was. Toen ik terugkwam had ik over de familie verteld, dat ze zich bekeerd hadden en geloofden. Maar dat deed ze verder niets. Maar toen ze doorhadden dat ik veranderd was, begonnen ze me in de gaten te houden.

Ze controleerden mijn brieven naar Adriana, het gelovige meisje in Boekarest. Het was allemaal heel erg vervelend. Hoe dan ook, het gebeurde op een zondag, de diensten zijn op zondagochtend, er was geen school op zondagen. Toen mijn moeder op een dag niet thuis was ging ik naar die familie om een beetje uit de Bijbel te kunnen lezen. Ze waren zich aan het klaarmaken om naar de samenkomst te gaan. Ik wilde ontzettend graag met ze mee, maar was erg bang. Toen ik thuiskwam, wist mijn moeder waar ik was geweest. En ze begon me te slaan. Dat is slechts een klein voorbeeld van de dingen waar een gelovige Jood doorheen moet, omdat de familie het niet begrijpt. Het is vrij normaal dat ze dat niet begrijpen. Maar goed, dat is een lang verhaal, dat ik niet helemaal ga vertellen. Ik vond het erg moeilijk dat ik niet naar de samenkomsten kon gaan. Op een gegeven moment wilden we naar Israël emigreren. Dus mijn ouders regelden alle papieren, zodat we naar Israël konden. Maar we moesten zes jaar wachten, voordat we toestemming kregen. Uiteindelijk kwam de toestemming en verhuisden we naar Israël. Mijn ouders dachten: “Ja. Zo is het goed. Nu ze in Israël is, zal al die rotzooi verdwijnen. Iedereen is Joods hier. Niemand gelooft hier in de Heere Jezus Christus en dus zal alles weer goed zou komen.”

Maar de Heere is overal en zeker in Israël. De Heere deed veel wonderen en hield me op de goede weg. Op een gegeven moment moest ik bij mijn ouders weg, omdat ik Hebreeuws ging studeren. Ik zat intern op een school in Haifa. En ik kende slechts één adres van een Joods stel, dat uit Roemenië kwam en nu hier in Israël woonde. Dus ik schreef dit echtpaar en vertelde dat ik in Haifa woonde. Zij vroegen een Joodse gelovige uit Haifa om mij op school op te komen zoeken. En zij nam me toen mee naar een samenkomst in Haifa. Op 29 augustus 1964 ben ik gedoopt. Dat was op een zaterdag in het meer van Galilea bij Tiberias. Het was bij een openbaar strand en veel mensen waren er aan het zwemmen. Er kwam een journalist naar me toe en hij schreef een stukje, dat ik nog steeds heb. Hij schreef dat er in die tijd ongeveer 250 Messiaanse Joden waren. Dus in ’64 waren het er 250, en ik ben blij dat het er nu tussen de 7.000 en 10.000 zijn. Nu ken ik niet meer alle gelovigen en daar ben ik erg blij om. In die tijd kende ik bijna iedereen.

Gelukkig is God trouw. Ik was niet zo trouw, maar Hij houdt mijn hand vast, en ik verwacht Hem nu nog steeds. Ik dank God dat ik nu in een goede gemeente zit. En ik wacht op Zijn komst.