Sharon Allen, ‘Jezus kan ik niet verloochenen’

Sharon Allen was actief betrokken bij het ultraorthodoxe Chabad centrum in Zuid-Californië. Totdat ze haar zoektocht begon naar de waarheid rond de Messias.

Geboren en getogen in een traditioneel Joods gezin, trouwde ik als jong volwassene met een man van gelijke Joodse achtergrond. We kregen een dochter, Elisa. Toen zij nog maar een paar jaar oud was, liep ons huwelijk op de klippen. Elisa en ik verhuisden naar Orange Country, waar ik mijn nieuwe en huidige echtgenoot, Ron Allen, ontmoette. Hij wist dat ik Joods was en in een traditioneel Joods gezin was opgegroeid. Het enige wat ik van Ron wist, was dat hij protestants was. Al vanaf zijn tienerjaren was hij niet meer naar een kerk geweest. Ron leerde onze Joodse gewoontes kennen, omarmde ze en deed ijverig mee. Na ons huwelijk waren we actief in de Chabad beweging en raakten gehecht aan rabbijn Mendel Duchman, die wij bewonderden en respecteerden.

Bekeren tot het Joodse geloof

Voor mij was het belangrijkste dat mijn dochter Elisa een Joodse opvoeding zou krijgen. Het stond voor mij vast dat Ron daarom in ieder geval een kosjere bekering tot het Joodse geloof moest ondergaan. Ik vertelde Ron over drie ceremonies die aan zijn bekering moesten voorafgaan: besnijdenis, mikva (ritueel reinigingsbad) en afstand doen van zijn vroegere geloof voor een Beit DIN (raad van rabbijnen).

Ron ging met alle ceremonies akkoord, behalve de laatste. “Jezus kan ik niet verloochenen”, zei hij. De naam van Jezus, of woorden als christen, Christus of Nieuwe Testament waren al die tijd niet over zijn lippen gekomen en nu zou hij ineens Jezus niet kunnen verloochenen? “Dit is te gek voor woorden”, riep ik totaal overstuur. “Je bent zo intelligent, je kunt zo logisch denken en je bent zo’n succesvol zakenman. Hoe kun je nou in zoiets heidens geloven?” Na dit gezegd te hebben overviel me plotseling een geruststellende gedachte: “Ik ga de Tenach (Oude Testament) lezen en zal binnen de kortste tijd aantonen dat Jezus nooit de beloofde Messias kan zijn geweest”.

Jezus in de Bijbel

Die morgen begon ik in mijn Bijbel te lezen. Ik bad tot de God van Abraham, Isaak en Jakob, om me de waarheid te laten zien en Ron te helpen Jood te worden. Ik las bladzijde na bladzijde aandachtig door. Ik was verbaasd dat er zoveel over de Messias in de Bijbel stond; waar Hij geboren zou worden, over Zijn leven, Zijn wonderen, maar ook over Zijn lijden en sterven. Het beangstigde mij, omdat het me heel erg deed denken aan wat ik over Jezus had horen zeggen.

Joodse commentaren

Toen ik mijn Bijbel uit had, was ik erg in de war, maar ook bang. “Sharon, hoe durf je de Bijbel te interpreteren alsof je net zoveel weet als een rabbijn”, spookte het door mijn hoofd. Ik herinnerde me dat de rabbijnen zeggen dat je de Bijbel niet zonder de Joodse commentaren kan begrijpen. Dus kocht ik verschillende Joodse commentaren. Ik studeerde en studeerde in de hoop de sleutel te vinden die de gedachte zou ontkrachten dat die ‘Christus van de volken’ de Joodse Messias was. Maar met het groeien van het aantal boeken dat ik in huis haalde, nam mijn angst toe.

Roep om hulp

Ik besefte dat ik hulp van buitenaf nodig had. Ik belde Mendel (de rabbijn) en Rochel (zijn vrouw) en vertelde dat als ik in mijn Bijbel las, ik Jezus zag. Ik vroeg Mendel om mij te helpen. Mendel kende een ‘professional’ die met mensen werkte zoals ik. Twee avonden later werd ik gebeld door rabbi Ben Tzion Kravitz. Ik vertelde over de achtergrond van mijn onderzoek en hoe het allemaal begon. Hij kwam bij ons thuis en we spraken tien uur lang over de Bijbel, de Joodse geschiedenis en tradities. Daarna volgden meer gesprekken waarbij de Talmoed, Midrasj, Targumim en vele andere Joodse commentaren opengingen, maar echt verder kwamen we niet.

Ik moest maar eens gaan praten met Gerald Sigal uit New York, auteur van het boek ‘The Jewish Response to Christian Missionaries’ (Het Joodse antwoord aan christelijke zendelingen). Na een reeks gesprekken zei de heer Sigal tegen rabbi Kravitz dat ik al te ver heen was om nog geholpen te kunnen worden. Boos beschuldigde Kravitz me ervan dat ik de waarheid niet echt wilde weten. Maar ik was juist wanhopig op zoek naar die waarheid en had er alles voor over om die boven tafel te krijgen!

Keerpunt in mijn zoektocht

Kort daarna werd ik gebeld door rabbi Duchman die vertelde dat een internationaal bekende ‘deprogrammeur’, rabbi Schochet, zou spreken op de Talmoedschool van mijn dochter. Die avond werd een keerpunt in mijn zoektocht naar de waarheid. Na een vrij algemeen praatje over het Joodse gezinsleven gaf Schochet gelegenheid tot het stellen van vragen. Toen iemand vroeg wat hij moest doen als zijn kind met een Bijbelse vraag over Jezus zou thuiskomen, die hij niet kon beantwoorden, werd rabbi Schochet zichtbaar opgewonden en schreeuwde hij naar het publiek: “Nooit van zijn leven zal een zichzelf respecterende Jood zich wenden tot Díe Man!” (‘Die Man’ is de aanduiding voor Jezus, om Zijn naam niet te hoeven uitspreken.)

Op dat moment had ik het gevoel alsof de rabbijn het tegen mij persoonlijk had. Ik stak mijn hand op en vroeg: “Rabbijn, wat zou u zeggen tegen iemand als ik, die het Joodse leven kent, het Judaïsme volgt, maar toch, wanneer ze de Joodse Bijbel leest, ‘Die Man’ ziet?” Mijn vraag sloeg in als een bom. Na een lange discussie over Joodse gewoonten, de Bijbel en andere onderwerpen, beweerde de rabbijn tot slot iets te gaan zeggen, dat mij en alle anderen ervan zou overtuigen dat Jezus niet de beloofde Messias kon zijn. Hij schreeuwde tegen het publiek dat Jezus aan het kruis godslastering had gepleegd. En op een boze, spottende toon citeerde hij Jezus’ woorden: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Ik vond het verbazingwekkend dat de rabbijn in zijn boosheid blijkbaar vergat, dat Jezus’ uitspraak aan het kruis kwam van onze eigen geliefde koning David in Psalm 22. En zou een Jood ooit durven beweren dat David godslastering had gepleegd? Die avond vertelde ik mijn man en dochter: “Ik heb geen twijfel meer, Jezus is mijn Joodse Messias”.